Bouwhistorisch onderzoek is het verzamelen gegevens die inzicht geven in de totstandkoming van ons gebouwd erfgoed. Hoe er vervolgens met het erfgoed wordt omgegaan valt onder restauratie of renoveren. Het spreekt dan ook voor zich dat de fase waarin het bouwhistorisch onderzoek plaats vind zo vroeg mogelijk is. Vooral ook omdat dan de historische gegevens die verzameld worden zo puur mogelijk zijn.
Geschiedenis komt op verschillende wijze naar ons toe en verteld ons meer over waar we vandaan komen en wie we zijn. De bronnen waaruit de historische informatie komen verschillen sterk. Veel geschreven informatie vinden we terug in de archieven. Zowel van gemeenten maar ook van instanties of particulieren. Ook schilderijen of artefacten in verschillende musea geven meer inzicht over onze cultuur. Op het gebied van wonen en leven denkt men veelal aan archeologie.
Ambachten
Echter ook ons erfgoed herbergt veel ongeschreven informatie die dreigen te verdwijnen bij het verbouwen ervan. Tot midden van de 19e eeuw werd leerlingen in de verschillende ambachten opgeleid binnen de gilden (officieel werden ze met de komst van de Fransen afgeschaft maar duurt het nog lang voordat de gilden echt opgeheven waren) de wijze waarop men bouwde, of materiaal aankocht, verscheepte of bewerkte werd op deze wijze overgedragen waardoor deze informatie alleen nog in de materialen zelf te vinden is. Een enkele keer is er wel een tekening of bestek maar dit in minimaal in vergelijking tot de panden.
Het schuren van balklagen of opnieuw voegen van metselwerk kunnen het monument “mooier” maken maar haalt ook informatie weg zoals de wijze waarop het is aangebracht of verwerkt. Daarnaast wordt ook vaak een verkeerde uitgangspunt gehanteerd bij herstelwerkzaamheden. Zoals een knip- of snijvoeg in 17e eeuws metselwerk. Op basis van de bouwsporen kan een bouwhistoricus informatie halen uit het pand wat anderen vaak niet zien. Op deze wijze wordt ook dit stuk archief bewaard, al dan niet door middel van bouwhistorisch documenteren.
Richtlijnen
Overeenkomstig de Richtlijnen Bouwhistorisch Onderzoek 2009 wordt er zoveel mogelijk systematisch gewerkt en uniform mogelijk vastgelegd. Dit komt de kwaliteit van het onderzoek ten goede en kunnen verschillende onderzoeken beter met elkaar vergeleken worden. De Richtlijnen kent daarom meerdere onderzoeken die verschillen in diepgang.
In de meeste gevallen gaat het om een bouwhistorische verkenning met cultuurhistorische waardestelling dat verzocht wordt door gemeenten bij het aanvragen van een bouwvergunning.
In dat geval kan de gemeente kijken welke historische elementen wel of niet belangrijk zijn en of er bij de verbouwing niet onbedoeld historische elementen verdwijnen. Ook in dit geval is hoe eerder het onderzoek wordt uitgevoerd hoe beter. Het zou zonde zijn als men eerst plannen maakt zonder dat men alle informatie heeft. Dit kan leiden tot onnodig dubbel werk.
Geef een reactie